De Molenstreek in Veendam
In 2016-2017 zijn de woningen van Acantus aan de Molenstreek in Veendam verbeterd. Gevels, daken en dakkappellen werden vervangen, isolatie is aangebracht en de huizen zijn voorzien van nieuw sanitair. Naar keuze werden op enkele daken zonnepanelen aangebracht. De woningblokken hebben hun markante uitstraling behouden. Ze staan dan ook symbool voor een bijzonder stuk Veenkoloniale geschiedenis.
Meer dan twee eeuwen lang was de Molenstreek het voeteneindje van Veendam. Langs de Ommelanderwijk liep een zandweg richting Nieuwe Pekela. Aanlaandskaande, de ‘stille kant’ van het diep, stond alleen vlak bij de aansluiting op het Oosterdiep een handjevol huizen. Aanwegziedewas het iets drukker. Behalve huizen stond hier ook de oliemolen van Bus, waaraan de Molenstreek haar naam dankt. Die molen raakte bij een brand in 1880 het bovenstuk kwijt. Bij de heringebruikname keerden de wieken niet meer terug. Bus koos ervoor zijn olieslagerij voortaan aan te drijven met een stoommachine. Dit teken van de nieuwe tijd zou al gauw de aanblik van de Molenstreek drastisch veranderen.
Eind jaren vijftig werd de Juliana van Stolbergweg aangelegd, waarvoor een nieuwe sluis en brug over de Ommelanderwijk nodig waren.
De Molenstreek in Veendam: Lutje Liverpool
Smokende schösstainpiepen
Het Ooster- en Westerdiep in Veendam waren aan het eind van de negentiende eeuw goeddeels volgebouwd. Maar langs de Ommelanderwijk was nog voldoende ruimte voor nieuwe industrieën. Zo vestigden zich er binnen korte tijd onder meer de strostoffabriek ‘Phoenix’ (1891-1894), de Electriciteits Maatschappij Veenkoloniën (1900), de strokartonfabriek De Vrijheid (1904) en de dextrinefabriek van O.J. Meijer (1905). Hun rokende schoorstenen bepaalden tot ver in de vorige eeuw de skyline van Veendam. De Molenstreek deed daarmee toch een beetje denken aan Engelse industriesteden als Liverpool en Manchester – zij het natuurlijk op veel bescheidener schaal. De fabrieken zorgden behalve voor flinke luchtvervuiling (‘Je hoefde nooit de kozijnen te schuren want de verf viel er vanzelf wel af’, liet een aanwonende van de Phoenix zich eens ontvallen) ook voor de nodige werkgelegenheid.
‘Flinke arbeiderswoningen’
Uiteraard moesten (fabrieks)arbeiders ook ergens onderdak vinden. Met volkshuisvesting hielden zich begin vorige eeuw in Veendam meerdere stichtingen bezig. De oudste en grootste was de Algemene Bouwvereniging Veendam, een voorloper van Acantus, opgericht in 1906.
De Bouwvereniging bouwde in 1908 en 1912 aan de Molenstreek huizen van het ‘eenvoudiger type’. Dat wil zeggen dat de woningen nog een bedstee in de woonkamer hadden. Moderner, met slaapkamers op de bovenverdieping, waren de 35 ‘flinke arbeiders-woningen’ die de rooms-katholieke woningstichting Sint-Joseph in 1921 aan de Molenstreek liet neerzetten. Overigens zouden deze huizen later worden toegevoegd aan het bezit van de Bouwvereniging.
Door alle activiteit was midden jaren twintig de stille kant van de Molenstreek tot aan Ommelanderwijk zo goed als volgebouwd. In 1925 werd ook nog eens de rijweg verbeterd door deze te verharden met asfalt.
Verticale kaalslag
Het karakter van de Molenstreek is sinds de jaren zestig behoorlijk veranderd. Al in 1959 werd een huizenblok afgebroken om een doorgang te creëren voor de nieuw aangelegde Juliana van Stolbergweg. Door de aanleg van de N33, geopend in 1962, en het graven van het A.G. Wildervanckkanaal werden de Molenstreek en het dorp Ommelanderwijk van elkaar gescheiden. Een stuk doorgaande weg maakte bovendien plaats voor een bedrijventerrein. Daarbij sneuvelde ook veel vooroorlogse bebouwing.
Misschien minder opvallend is de verticale kaalslag: één voor één vielen de fabriekspijpen om als gevolg van de economische malaise. Als laatste werd die van de Vrijheid in 1986 opgeblazen. Als monument voor het bijzondere industrieel verleden van de Molenstreek staat nog de – nu schoorsteenloze – voormalige elektriciteitscentrale overeind. En ook de laatste blokken ‘flinke arbeiderswoningen’ uit 1921.